zondag 2 oktober 2011

Homeros, rappers en Zumba

Als lerares klassieke talen heb ik last van een soort dubbele beroepsdeformatie. Ten eerste is er het leraarschap, dat zich niet door de schoolmuren laat tegen houden. Ik scan onbewust ook in mijn vrije tijd alles wat ik lees op taalfouten en moet me geregeld inhouden om niet te 'jufferig' uit de hoek te komen. Daarnaast ben ik altijd op zoek naar ideeën voor lessen en bestudeer ik onwillekeurig pubers 'in het wild', bijvoorbeeld in de trein.
Werk en privé gescheiden houden is moeilijk in het onderwijs. Bij mij komt het er in de praktijk op neer dat ik mijn privé-leven aardig buiten school houd, maar mijn werk altijd mee naar huis neem. Dat eerste vind ik wel lekker: als ik me rot voel, kan ik echt met de tranen achter mijn ogen de school binnenlopen, maar zodra de eerste leerling over de drempel stapt, vergeet ik mijn leven en zo kan ik dan pas halverwege de weg naar huis me weer realiseren dat ik niet zo vrolijk was. Dat tweede is uiteraard niet altijd relaxed. Gelukkig houd ik van mijn werk en bovendien ben ik het gewend, dus ik zit er meestal niet zo mee.

De tweede component van mijn beroepsdeformatie zit hem in het feit dat ik een vakidioot ben op het gebied van de klassieken. Dat uit zich er bijvoorbeeld in dat mijn vakanties meestal intensieve studiereizen vol musea en opgravingen zijn, waarna ik terugkom met aankleding voor mijn lokaal en verhalen voor in mijn lessen die beginnen met: 'Ik ben er geweest...'. Doet het altijd goed. Het betekent ook dat mijn huis vol klassieke dingetjes staat en dat ik een bibliotheek aan vakliteratuur verzamel die nu al niet meer echt in de boekenkast past en daarnaast een immer groeiende collectie leesboeken met klassiek thema heb.
Soms gaat deze obsessie met de klassieken wel wat ver. Zo liep ik van de zomer (overigens met mijn vakcollega, die daar toevallig ook was), door Central Park in New York en zag een rapper die al improviserend zat te rappen. Een normaal mens zou denken: 'goh, leuk', ik zag ineens een link met de orale poëzie van Homeros, die eeuwenlang door rondtrekkende, improviserende dichters werd voorgedragen, én daarmee gelijk een lesidee.

En soms, heel soms, gaat die vakidioterie zelfs mijzelf een tikje te ver. In de Zumba-les geef ik mezelf vaak opdrachten, om doelgericht te werken aan mijn danspasjes (juist, ik bejuf ook mezelf). Zo let ik bijvoorbeeld op mijn armen, of op de overgangen tussen verschillende bewegingen. Afgelopen week besloot ik te letten op de snelheid van bewegingen: smeer je de beweging gelijkmatig uit over de hele tel of maak je hem kort en fel?
Nu had ik vorig weekend aan de Lek gezeten met een boek over de verteltechnieken van Homeros en toen dat eenmaal boven was gekomen (de termen versnelling en vertraging schoten door mijn hoofd), bleef ik links zien: vaste formules in de poëzie en terugkerende pasjes in de dans, variaties daarin, primair en secundair publiek, vertellers en dansers als vertolkers van het verhaal... Zucht. Uiteindelijk leverde het wel wat op: ik ontdekte rustpunten in de dansen en werkte daar aan, maar een beetje zorgelijk vond ik het wel.
Daarom besloot ik vandaag op de maandelijkse Zumba Party een wat minder intellectueel thema te nemen: ik koos in iedere dans een pasje dat ik extra energiek danste. En dacht daarbij toch heel even: energie is een Grieks woord...

1 opmerking:

  1. Wat een geweldige zelfkennis. Eigenlijk heeft deze kennis een overeenkomst met schoolkennis (met name die van de middelbare school): het eigen maken van de kennis vraagt inspanning, het gebruiken van die kennis vraagt inzicht. Je bent al een heel eind denk ik zo ;-)

    BeantwoordenVerwijderen